-
1 adem
2 [ademtocht] souffle3 [levensbeginsel] souffle♦voorbeelden:een slechte adem hebben • avoir mauvaise haleineiemand de adem benemen • couper le souffle à qn.naar adem happen • être à bout de soufflemet ingehouden adem luisteren • écouter de toutes ses oreillesweer op adem komen • reprendre haleine〈 figuurlijk〉 iemands (hete) adem in de nek voelen • avoir qn. à ses troussesbuiten adem zijn • être hors d'haleinebuiten adem raken • s'essoufflerin één adem • d'un(e) trait(e)A in één adem met B noemen • citer A et B d'un traitkort van adem zijn • avoir le souffle court -
2 adem
1 breath♦voorbeelden:slechte adem • bad breathnaar adem happen • gasp for breathadem scheppen • draw breathiemands (hete) adem in de nek voelen • feel someone breathing down one's neckbuiten adem zijn • be out of breathin één adem • in the same breathin één adem iets vertellen • say something without pausing for breathweer op adem komen • catch one's breath -
3 last
adj. laatste; de laatste; de afgelopen (week e.d.), de vorige (week); einde--------adv. laatste; de laatste; de laatste keer; aan het einde; eindelijk; uiterlijk--------n. laatste; eind; schoenleest; uithoudingsvermogen, levenskracht, last (gewichts eenheid)--------v. verder gaan, door gaan; halen; uithouden; genoeg zijn; in leven blijven, overleven; doorgaanlast1[ la:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 last♦voorbeelden:2 last of herrings/malt/wool • last haring/mout/wol————————last22 meegaan ⇒ intact blijven, houdbaar zijn♦voorbeelden:————————last3〈telwoord; the; als voornaamwoord〉♦voorbeelden:he said his last on the subject • hij sprak zijn laatste woord over dat onderwerpin my last • in mijn vorige brieffight to/till the last • vechten tot het uiterstewe have seen the last of him • die zien we niet meer terug¶ at (long) last • (uit)eindelijk, ten slotte————————last4〈 bijwoord〉3 → lastly lastly/♦voorbeelden:last-mentioned • laatstgenoemdelast but not least • (als) laatste/laatstgenoemde, maar (daarom) niet minder belangrijk, last but not least2 when did you see her last/last see her? • wanneer heb je haar voor het laatst gezien/gesproken?————————last5〈 telwoord〉♦voorbeelden:his last book • zijn laatste/vorige boekon his last legs • met zijn laatste krachtenat the last minute/moment • op het laatste moment/ogenbliklast night • gister(en)avond, vannachthe's the last person I'd invite • hij is de laatste die ik zou uitnodigenlast Tuesday • vorige week dinsdagthe last but one • de voorlaatstethe last few days • de laatste/afgelopen paar dagenthe second last page • de voorlaatste bladzijdethat's the last straw • dat doet de deur dichtthe last word in cars • het nieuwste/laatste snufje op het gebied van auto's -
4 breathe one's last
———————— -
5 expire
v. verlopen, verstrijken; sterven[ ikspajjə]1 verlopen ⇒ verstrijken, aflopen, vervallen♦voorbeelden:your ticket expires • je kaart wordt ongeldig -
6 peg out
afbakenen; de was ophangen; stervenpeg out♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 Seufzer
Seufzer〈m.; Seufzers, Seufzer〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский